De vijf Notturni en de Canzonetta vinden hun oorsprong in Mozart's vriendschap met de familie von Jacquin. De zoon en dochter des huizes, Gottfried en Franziska, waren beiden zeer muzikaal: zij was een van Mozart's beste pianoleerlingen en voor haar componeerde hij het Kegelstatt-trio voor piano, klarinet en altviool (K 498). Deze zes liederen zijn ongetwijfeld ontstaan op de vele soirees die de welgestelde familie organiseerde in haar Salons en waarop zij haar gasten nieuwe kamermuziek aanbood van bekende Weense componisten, zoals Mozart. De ongewone bezetting, die bestaat uit twee sopranen (Franziska en Mozart's vrouw Constanze), één bas (Gottfried) en drie klarinetten of bassethoorns (de Stadler-broers), is een duidelijke aanwijzing dat het hier om gelegenheidsmuziek gaat die werd uitgevoerd in intieme kring. De Notturni K 436, 437 en 438 en de Canzonetta K 549 zijn gebaseerd op teksten van Pietro Antonio Domenico Trapassi (1698-1782), beter bekend als Metastasio, een van de belangrijkste librettisten van de tweede helft van de 18e eeuw. De teksten zijn afkomstig uit diens Canzonette, de opera Siroe, de Strofe Per Musica en de opera Olimpiade respectievelijk; de oorsprong van de teksten van de Notturni K 439 en 346 is niet bekend.
|
Ecco quel fiero istante: | En nu dat wrede ogenblik: | |||||||||
Nice, mia Nice, addio! | Nice, mijn dierbare Nice, vaarwel! | |||||||||
Come vivrò, ben mio, | Hoe zal ik verder leven, mijn welbeminde, | |||||||||
così lontan da te? | zo ver van jou vandaan? | |||||||||
Io vivrò sempre in pene, | Ik zal altijd in droefheid leven, | |||||||||
io non avrò più bene; | ik zal nooit meer zo gelukkig zijn; | |||||||||
e tu, chi sa se mai | en alleen jij weet | |||||||||
ti sovverrai di me! | of je ooit nog aan me zal denken! |
Tekst: Pietro Metastasio |